Langs de lijn, de platte kar en de waanzin van een drinkpauze
Ulrum, zaterdagmiddag. Rust bij VVSV’09 – Ezinge. De koffie pruttelt en in de kantine wordt er ineens over een platte kar gepraat. Niet omdat VVSV’09 kampioen is geworden – dat zou met twee seizoenen op rij als hekkensluiter ook op z’n minst bijzonder zijn – maar gewoon, voor de lol. Een supporter roept lachend: “Zal ik de platte kar vast reserveren voor de huldiging?” Een ander deed er nog een schepje bovenop: “Begin alvast de planken maar op te verven.

Zelfspot in optima forma. Dat siert de amateurvoetballiefhebber. In Ulrum weet men heus wel dat het kampioensfeest nog een paar jaartjes op zich laat wachten. Of nog waarschijnlijker, nooit komt Maar stel je het toch even voor: VVSV’09 wordt kampioen. De dorps-DJ knalt ‘We Are The Champions’ uit een speaker die al sinds de braderie van 2003 kapot is en de platte kar rijdt schommelend over de klinkers, getrokken door een Ford Transit uit het bouwjaar waarin Vitesse nog Europees overwinterde. Bovenop staan elf spelers te zwaaien – sommigen met zonnebril, anderen met een kater – en het halve dorp loopt uit. Een peuter laat zijn ijsje vallen, oma valt bijna van de stoep en iemand filmt het allemaal en legt zo de mooie tijden, die in de droom van een supporter vast een keer voorbij komen, voor het nageslacht vast
En dan... zondag. Usquert – Engelbert. Een duel waar zelfs Google Maps zich drie keer op verkijkt. De zon schijnt, de lucht wordt blauw, de temperatuur: een graadje of 21. Kortom: perfect voetbalweer. Je zou denken: lekker ballen, kop erbij, doorrammen. Maar nee hoor. Na een klein half uurtje fluit de scheids plotseling. Iedereen kijkt verbaasd. Blessure? Onweer? Inbraak in de kantine? Nee: drinkpauze.
Drinkpauze. Bij 21 graden. Een graadje warmer dan kamertemperatuur. Oftewel: net warm genoeg om je trui uit te doen, maar nog niet om te zweten als een otter in een sauna. Toch drommen de spelers samen bij de zijlijn, alsof ze net de marathon van Rotterdam hebben gelopen. Wat volgt, is bijna cabaret. Spelers die hysterisch aan hun bidon lurken alsof ze drie dagen door de woestijn zijn getrokken. Sommigen spuiten zelfs water over hun hoofd, terwijl de zon net aan het opwarmen is. Eén speler – de rechtsback met een conditie waar zelfs een postduif om moet lachen – roept: “Het is echt niet te doen hè jongens?”
Niet te doen? 21 graden? Als dit niet te doen is, dan wens ik je veel succes straks in oktober als de regen zijwaarts komt en de windkracht 6 je cornerballen richting de parkeervakken blaast. Wat gaan we dan doen? Warmtepakken? Kippenbouillon aan de zijlijn? Een koek-en-zopie met snert, kwast en berenburg bij de dug-out?
In het amateurvoetbal lijkt het gezond verstand tegenwoordig ook af en toe een blessure opgelopen te hebben. Drinkpauzes zijn ooit bedacht voor wedstrijden bij 30 graden plus, op bloedhete kunstgrasvelden waar je na tien minuten je noppen moet losweken. Niet voor een lekker nazomerdagje in Usquert, waar de grootste bedreiging de wespen bij het limonadetappunt zijn. Na de tweede drinkpauze (ja, echt) wordt er langs de lijn weer gelachen om deze onzin. En geef hem eens ongelijk. Waar eindigt dit? Smeersessies bij 18 graden? Yoga-oefeningen tijdens een blessuretijd? Of gewoon lekker even onder een dekentje in de dug-out als het onder de 10 graden komt? Natuurlijk, gezondheid gaat voor alles. Maar laten we ook niet vergeten dat amateurvoetbal juist draait om het ruige randje. Modder tot aan je oksels, koude vingers bij een corner, en gewoon even doorknallen als het warm is. Want straks in november, als de wind dwars door je sokken snijdt en je balcontrole verandert in een soort kegelspel, dan hoor je niemand meer om een pauze vragen. Dan is het gewoon: "Even doorbijten, nog een helft."
Conclusie? Geef ons de platte kar, met toeters en bellen. Geef ons de nuchterheid van Ulrum en de zelfspot van de supporter die weet dat de kans op kampioenschap net zo groot is als de groei van gras op kunstgras. Maar spaar ons alsjeblieft van het belachelijke theater van drinkpauzes bij een nazomer briesje. Want voor je het weet, staan ze straks bij 17 graden in thermoskleding onder een heater, met warme chocomel in de ene hand en een kruik in de andere. En dan….. dan is het voetbal écht dood.

Zelfspot in optima forma. Dat siert de amateurvoetballiefhebber. In Ulrum weet men heus wel dat het kampioensfeest nog een paar jaartjes op zich laat wachten. Of nog waarschijnlijker, nooit komt Maar stel je het toch even voor: VVSV’09 wordt kampioen. De dorps-DJ knalt ‘We Are The Champions’ uit een speaker die al sinds de braderie van 2003 kapot is en de platte kar rijdt schommelend over de klinkers, getrokken door een Ford Transit uit het bouwjaar waarin Vitesse nog Europees overwinterde. Bovenop staan elf spelers te zwaaien – sommigen met zonnebril, anderen met een kater – en het halve dorp loopt uit. Een peuter laat zijn ijsje vallen, oma valt bijna van de stoep en iemand filmt het allemaal en legt zo de mooie tijden, die in de droom van een supporter vast een keer voorbij komen, voor het nageslacht vast
En dan... zondag. Usquert – Engelbert. Een duel waar zelfs Google Maps zich drie keer op verkijkt. De zon schijnt, de lucht wordt blauw, de temperatuur: een graadje of 21. Kortom: perfect voetbalweer. Je zou denken: lekker ballen, kop erbij, doorrammen. Maar nee hoor. Na een klein half uurtje fluit de scheids plotseling. Iedereen kijkt verbaasd. Blessure? Onweer? Inbraak in de kantine? Nee: drinkpauze.
Drinkpauze. Bij 21 graden. Een graadje warmer dan kamertemperatuur. Oftewel: net warm genoeg om je trui uit te doen, maar nog niet om te zweten als een otter in een sauna. Toch drommen de spelers samen bij de zijlijn, alsof ze net de marathon van Rotterdam hebben gelopen. Wat volgt, is bijna cabaret. Spelers die hysterisch aan hun bidon lurken alsof ze drie dagen door de woestijn zijn getrokken. Sommigen spuiten zelfs water over hun hoofd, terwijl de zon net aan het opwarmen is. Eén speler – de rechtsback met een conditie waar zelfs een postduif om moet lachen – roept: “Het is echt niet te doen hè jongens?”
Niet te doen? 21 graden? Als dit niet te doen is, dan wens ik je veel succes straks in oktober als de regen zijwaarts komt en de windkracht 6 je cornerballen richting de parkeervakken blaast. Wat gaan we dan doen? Warmtepakken? Kippenbouillon aan de zijlijn? Een koek-en-zopie met snert, kwast en berenburg bij de dug-out?
In het amateurvoetbal lijkt het gezond verstand tegenwoordig ook af en toe een blessure opgelopen te hebben. Drinkpauzes zijn ooit bedacht voor wedstrijden bij 30 graden plus, op bloedhete kunstgrasvelden waar je na tien minuten je noppen moet losweken. Niet voor een lekker nazomerdagje in Usquert, waar de grootste bedreiging de wespen bij het limonadetappunt zijn. Na de tweede drinkpauze (ja, echt) wordt er langs de lijn weer gelachen om deze onzin. En geef hem eens ongelijk. Waar eindigt dit? Smeersessies bij 18 graden? Yoga-oefeningen tijdens een blessuretijd? Of gewoon lekker even onder een dekentje in de dug-out als het onder de 10 graden komt? Natuurlijk, gezondheid gaat voor alles. Maar laten we ook niet vergeten dat amateurvoetbal juist draait om het ruige randje. Modder tot aan je oksels, koude vingers bij een corner, en gewoon even doorknallen als het warm is. Want straks in november, als de wind dwars door je sokken snijdt en je balcontrole verandert in een soort kegelspel, dan hoor je niemand meer om een pauze vragen. Dan is het gewoon: "Even doorbijten, nog een helft."
Conclusie? Geef ons de platte kar, met toeters en bellen. Geef ons de nuchterheid van Ulrum en de zelfspot van de supporter die weet dat de kans op kampioenschap net zo groot is als de groei van gras op kunstgras. Maar spaar ons alsjeblieft van het belachelijke theater van drinkpauzes bij een nazomer briesje. Want voor je het weet, staan ze straks bij 17 graden in thermoskleding onder een heater, met warme chocomel in de ene hand en een kruik in de andere. En dan….. dan is het voetbal écht dood.