De stille novemberstorm: waarom trainers in de lagere regionen zich steeds grotere zorgen moeten maken
November is traditioneel de maand van vallende bladeren, Sint Maarten, discussies over al dan niet doorgaan van Sinterklaasintochten ,maar in het amateurvoetbal ook de maand van fluisteringen. Wat doet de club met de trainer? En minstens zo belangrijk: wat wil de trainer met de club?
Alleen bij Corenos en ZEC weten we inmiddels waar men volgend seizoen aan toe is. Marco Pesiwarissa plakt er nog een jaar aan vast, en dat is gezien de uitstekende samenwerking inmiddels al acht seizoenen geen verrassing. Jur Smit tekende eind november een tweejarig contract bij ZEC en blijft dus definitief tot en met het seizoen 2026/2027. Maar verder? Stilte. En die stilte is niet per se een teken van tevredenheid. Misschien is ze wel het duidelijkste signaal dat het trainerslandschap in de lagere regionen van het amateurvoetbal problemen heeft waar niemand graag hardop over spreekt.
De spoeling wordt elk jaar dunner
Waar het aantal clubs in de vierde en vooral de vijfde klasse in het Hogeland nog altijd aanzienlijk is, wordt de groep beschikbare trainers steeds kleiner. Niet omdat er geen animo is, maar omdat het steeds moeilijker wordt om überhaupt aan alle eisen te voldoen.De KNVB stelt regels, en op papier valt daar best iets voor te zeggen. Een trainer moet gekwalificeerd zijn, moet de juiste papieren hebben en moet bijblijven via licentiepunten. Maar in de praktijk betekent dat voor veel trainers uit de regio vooral één ding: halve dagen door Nederland crossen, want in het Noorden zijn de bijscholingsmomenten schaars. Soms zelfs maandenlang onvindbaar.
En dan hebben we het nog niet eens over de kosten. Reiskosten, cursusgeld, vrije uren opnemen bij de werkgever, het tikt allemaal aan. Voor trainers in de 1e of hoofdklasse is dat wellicht nog te overzien, maar voor een oefenmeester in de vierde of vijfde klasse is dat net even anders
Een systeem dat z’n eigen fundamenten sloopt
Waar het misgaat, is dat de KNVB dezelfde meetlat langs het hele amateurvoetbal legt. Van top derde divisie tot de vijfde klasse , het moet allemaal uniform, allemaal volgens de standaard, allemaal centraal georganiseerd.
Maar hoe eerlijk is dat eigenlijk?
In de Randstad zijn de afstanden klein, het aanbod groot en de cursussen dichtbij. In het Noorden liggen veel dorpen op een uur van alles vandaan, en worden bijeenkomsten soms slechts een enkele keer per jaar georganiseerd. Als ze al georganiseerd worden. Een trainer uit bijvoorbeeld Zandeweer, Zoutkamp of Roodeschool moet soms twee uur rijden voor één cursusavond van twee uur. En dan nog maar hopen dat de volgende bijeenkomst niet weer in het midden van het land is. Daarmee wordt de lage amateurklasse steeds meer een speelveld waar de regels van hogerop niet passen bij de realiteit van onderop. Een systeem dat gebouwd is om kwaliteit te stimuleren, zorgt er nu voor dat clubs simpelweg blij moeten zijn dat ze iemand voor de groep hebben staan.
Trainerstekorten? Nee, licentietekorten
Het wrange is dat het tekort aan trainers niet eens komt door gebrek aan mensen die het willen doen, maar door gebrek aan mensen die het mogen doen. Hoeveel voetballiefhebbers in de regio zouden best een elftal willen trainen, maar worden direct ontmoedigd door de papierwinkel, het gedoe, de verplichte cursussen en het gevoel dat ze op achterstand staan omdat de bond hen vergeet? En hoe lang kunnen trainers die wel alle papieren hebben dit nog volhouden? Want als de eigen motivatie verdrinkt in frustratie ,wat blijft er dan over? De amateurtrainer moet al functioneren als motivator, tacticus, psycholoog, planner, clubmens en soms zelfs manusje-van-alles. Maar hij moet óók nog voldoen aan een administratieve mal die vooral werkt voor degene die al dicht bij het vuur zitten.Clubs in het Hogeland staan voor een onmogelijke keuze
En ondertussen nadert de maand dat clubs duidelijkheid moeten geven voor volgend seizoen. Wat doe je als bestuur? Je wilt ambitie tonen. Je wilt ontwikkelen. Je wilt een goede trainer. Maar als de spoeling dun is, de eisen hoog zijn en het aantal gekwalificeerde kandidaten afneemt, dan blijft er weinig ruimte over.Beter iets dan niets wordt dan opeens een visie.
Tijd voor actie, niet voor stilte
De rust die nu heerst in het Ommelander gebied is misschien prettig, maar eigenlijk is het stilte voor de storm. Want de echte vraag, die niemand hardop lijkt te durven stellen, is:Hoe lang is dit nog houdbaar?
De KNVB moet inzien dat de onderkant van de voetbalpiramide niet vanzelf blijft bestaan. Dat trainers in de lagere regionen juist extra aandacht verdienen. Meer cursussen in het Noorden, realistischer eisen, meer ondersteuning, minder bureaucratie. En vooral: erkenning dat de vierde en vijfde klasse niet simpelweg een afspiegeling zijn van het topamateurvoetbal. Als we willen dat vrijwilligers, clubmensen en trainers gemotiveerd blijven, dan moet er geluisterd worden. Anders wordt de serene novemberrust van vandaag de schreeuw om hulp van morgen.
