Keepers 'gek' ? Ja, maar verdienen geen kledingcommissie

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

Ze zeggen vaak: keepers zijn een beetje gek.
En eerlijk? Misschien is dat ook wel zo.

Ze laten zich afbeulen door hun keeperstrainer, duiken als varkens in de modder, en als er ergens in het veld drie passes fout gaan, komt de hoon tóch bij hen terecht, omdat één schot door de handen glipt of een bal nét onder de arm door rolt. De spits mist vijf open kansen, en het heet ‘pech’. De keeper laat er één door, en het is meteen ‘blunder’. Dat is de ondankbare realiteit van het vak. En toch, toch zijn keepers de eersten die weer opstaan. De eersten die zichzelf uit de klei trekken, modder van het gezicht vegen, en zeggen: “Nog een keer.”


                                            shirt 1

Maar er is iets wat nog erger is dan die hoon, nog erger dan een vette nederlaag op regenachtige zondagmiddag of de trainer die je naam schreeuwt omdat je wéér meevoetbalde terwijl hij dat niet vroeg. Nee, het ergste wat een keeper kan overkomen, is dat iemand anders zijn tenue bepaalt. En toch gebeurt dat, elke week, in elke competitie, in elke dorps- of stadskantine waar een kledingcommissie denkt: “We doen even makkelijk. Keeper in geel, scheelt gedoe met sponsors.”

Stop. Daarmee. Meteen.

Een keeper laat zich niet aankleden.
Een keeper kiest.
Een keeper voelt.

Want een keeper is geen kleurplaat voor een sponsor. Een keeper staat apart en ook qua kleding, letterlijk én figuurlijk. Dat hoort zo. Dat móét zo. Toen ik vroeger zelf nog onder de lat stond, kreeg ik ooit een keeperstrui cadeau. Maar het mooiste eraan? Ik mocht de kleur zelf kiezen. Dat klinkt als een detail, maar dat was het niet. Dat shirt voelde als van mij omdat de kledingcommissie dat niet besliste

En nee — het werd geen oranje.
Want oranje is zo’n kleur die mensen “logisch” vinden voor keepers, alsof we allemaal een kleine Edwin van der Sar willen zijn. Jens Lehmann droeg ooit oranje bij Schalke en ik vond hem op slag een matige keeper, niet om zijn reddingen, maar om dat kleurloze idee dat hij zich had laten aankleden door iemand anders.

Een keeper kiest geen kleur omdat het “bij het team past”.
Een keeper kiest een kleur die past bij zijn gevoel, zijn scherpte, zijn focus.
Soms is dat pikzwart. Soms dat krankzinnig felle fluoriserend groen. Soms paars, omdat niemand paars durft. En soms knalblauw, omdat het vertrouwen ademt.

Een keeper moet zich in zijn tenue thuis voelen , of beter nog: onoverwinnelijk.

En ja, ik hoor het de kledingcommissie al zeggen.
“We willen uniformiteit.”
“De sponsor wil graag dat het logo overal hetzelfde oogt.”
“Het ziet er raar uit als iedereen er anders bijloopt.”

Wat een armoede van denken. Wat een misverstand van wat sport, en vooral keepen, werkelijk is. Een keeper is per definitie anders. Hij is de buitenstaander van het elftal. De laatste muur. De man of vrouw die met één verkeerde beweging alles verliest en met één reflex alles redt. Waarom zou je die persoon dan dwingen in de kleur van de massa te lopen?

Ik weet dat Alwin Zwerver(nu SVO2) en ook Kloosterburen-keeper Sander Adema, misschien zijn er meer, zelf hun kleding bepalen

Een keeper die zijn eigen tenue kiest, neemt verantwoordelijkheid.
Hij zegt: “Dit ben ik. Hier voel ik me sterk in.”
Dat is geen modegril, dat is mentale voorbereiding.

Wie ooit een keeper heeft gezien die voor het eerst een nieuw, zelfgekozen shirt aantrekt, weet wat ik bedoel. De blik is anders. De houding is anders. De borst gaat vooruit, de rug recht. Dat is niet ijdelheid. Dat is identiteit. En dat mag wat kosten, ja.
Bij de jeugd kun je het nog begrijpen, kinderen groeien, stoppen soms plotseling met keepen, en niet elke ouder heeft zin om elk seizoen een nieuw tenue aan te schaffen. Maar bij de seniorenselecties is dat geen argument meer. Daar hoort het erbij. Daar is het een kwestie van respect.

Respect voor het vak.
Respect voor degene die elke week zijn lijf ertussen gooit.

Laat de spits zijn eigen schoenen kiezen, de middenvelder zijn handschoentjes, de back zijn sokken tot de knie oprollen , maar als het op de keeper aankomt, dan gaat het om meer. Dan gaat het om gevoel, controle, eigenaarschap.

En dan te bedenken dat er nog altijd clubs zijn waar een kledingcommissie, een stel goedbedoelende vrijwilligers beslist wat de keeper aantrekt. Alleen die naam al , kledingcommissie. Alsof het een soort kerkelijk genootschap is dat de heilige kleuren bewaakt. Ze bedoelen het vast goed, maar het effect is desastreus: keepers die zich onzichtbaar voelen.

Een keeper moet niet “passen in het plaatje”.
Een keeper is het plaatje.
Het beeld dat blijft hangen als alles fout of juist goed gaat.

Geef die man of vrouw dus dat recht terug. Het recht om zelf te bepalen in welk tenue hij of zij de strijd aangaat. Dat maakt de keeper niet lastig, dat maakt hem professioneel.

Ik heb keepers gezien die hun eigen shirt kochten, hun eigen kleur droegen, en ineens met meer trots onder de lat stonden. Alsof ze weer wisten waarom ze daar stonden: niet omdat iemand het ze opdroeg, maar omdat ze het zelf wilden.

Dat is de essentie van het vak.
Je staat alleen. Je kiest alleen. Je draagt wat jíj wilt dragen.

Dus, beste kledingcommissies van Nederland: laat de keepers met rust.
Beste sponsoren: plak je logo op de trainingsjas van de grensrechter als je per se wilt, maar blijf van het keeperstenue af. Een keeper die zijn eigen tenue kiest, staat niet alleen sterker, hij is sterker.
En dat zie je terug in elke redding.