De liefde voor het amateurvoetbal wint het altijd van het mijn mond houden

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

Er zijn van die dingen waar je niet over zwijgt. Omdat ze te mooi zijn om te laten liggen, of omdat je er simpelweg te veel van houdt om je mond te houden. Voor mij is dat het amateurvoetbal. De liefde voor het amateurvoetbal wint het altijd van het mijn mond houden ,altijd. Ik mocht er zelf in lopen, vroeger. Eerst als voetballer, later als trainer, leider, en een enkele keer – tegen beter weten in – als scheidsrechter. Tegenwoordig loop ik er nog steeds rond, met een notitieblok, als verslaggever. En eerlijk is eerlijk: ook gewoon als opa, langs de lijn of op afstand achter de laptop, zoekend naar uitslagen en foto’s van de kleinzonen die inmiddels zelf het veld op rennen.

johan 2



Het waren mooie tijden, en het zijn nog steeds mooie tijden. Want als je je nog altijd kan verheugen op een duel in de vijfde klasse op een winderige zondagmiddag, dan heb je twee mogelijkheden: of je hebt een heel slecht huwelijk, of je bent een liefhebber van het amateurvoetbal. Van een slecht huwelijk is bij mij absoluut geen sprake, dus ja, dan blijft er nog maar één ding over. Ik ben een liefhebber.

Maar liefhebber zijn betekent niet dat je overal maar stil over moet blijven. Integendeel. Juist wie van iets houdt, mag er af en toe flink wat van vinden. Liefde is ook kritisch durven zijn. En laat dat nu precies zijn waar ik de laatste tijd moeite mee heb, niet het kritisch zijn, maar het feit dat er binnen het amateurvoetbal nog zo veel is dat beter kan.

Neem nou de clubsites. Wie, net als ik, regelmatig eens even door de digitale velden van het amateurvoetbal bladert, schrikt zich soms wezenloos. Foto’s van elftallen uit 2022 met een trainer die al lang en breed is vertrokken. Bestuurders die nog vrolijk vermeld staan terwijl ze al een jaar geleden de sleutels hebben ingeleverd. Berichten van ‘komende wedstrijden’ die in werkelijkheid allang gespeeld zijn. Een clubsite is het visitekaartje van de vereniging. Het eerste wat een nieuwe ouder, speler of sponsor ziet. En wat zien ze te vaak? Een foto van de A1 van drie seizoenen geleden, en een nieuwsbericht over de ‘zomerstop van 2023’. Dat is geen visitekaartje, dat is een vergeeld prikbord in een verlaten kantine.

En het zijn niet alleen de websites. Ook op de velden zelf is het soms huilen met de pet op. Kijk eens naar de jeugdtrainingen van tegenwoordig. Een uurtje per keer, vaak nog ingekort omdat het “al donker wordt” of “de ouders anders moeten wachten.” Een uurtje! Waar zijn de tijden gebleven dat een training, uit drie delen bestond,warming-up, kern, partijvorm, en dat je daar met gemak anderhalf uur of meer voor uittrok? Toen ik zelf nog training gaf, leerde je op de cursus: een training bouw je op. Je werkt toe naar scherpte, naar intensiteit. En als een partijtje lekker liep, dan liet je dat nog even doorgaan. Geen stopwatch, geen haast. Want dáár gebeurde het. Dáár groeiden spelers. En eerlijk is eerlijk: dáár ontstond ook die liefde voor het spel.

Nu lijkt het soms alsof we het amateurvoetbal zijn gaan inkorten, samenvatten, minimaliseren. Alles moet snel, efficiënt, kort. Maar voetbal is geen fastfood. Daar hoort geen uur per week bij, maar uren. Zweet, modder, kou en gezelligheid na afloop in de kantine. Dáár gaat het om. En ja, ik weet het: de tijden veranderen. Trainers hebben het druk, ouders ook. De jeugd heeft andere interesses. Maar dat betekent niet dat we onze standaarden moeten laten zakken. Amateurvoetbal moet geen verplicht nummertje tussen school en gamen door zijn, het is ook een stukje opvoeding, Soms hoor ik mensen zeggen: “Joh, het is maar amateurvoetbal.” Alsof dat een excuus is voor half werk. Maar juist daar zit het misverstand. Juist omdat het amateurvoetbal is, verdient het liefde, toewijding en professionaliteit. Want dit is de basis. Hier begint het allemaal. Hier leer je wat samen spelen is, wat winnen en verliezen betekent, wat verantwoordelijkheid nemen inhoudt.

En dus blijf ik kritisch. Op clubs die hun communicatie niet op orde hebben. Op trainers die denken dat een uur training wel genoeg is. Op leiders die liever appen dan leiden. Op besturen die hun vrijwilligers laten zwemmen. Niet omdat ik negatief wil doen, maar omdat ik van dit spel houd.

Want als ik dan weer langs de lijn sta, ergens bij een duel in de kelder van de vijfde klasse, dan zie ik het nog steeds: dat pure, eerlijke voetbal. Een spits die met zijn tong op de schoenen tóch nog die laatste sprint trekt. Een grensrechter die het vlaggen afwisselt met het aanmoedigen van zijn zoon.

En ja, soms erger ik me. Aan rommelige websites, aan trage vernieuwing, aan gemakzucht. Maar elke keer als ik denk: “Laat maar, ik zeg er niets meer van,” dan gebeurt er iets wat me weer wakker schudt. Een jeugdteam dat juichend het veld afkomt. Een trainer die met passie uitlegt waarom hij tóch die extra oefening wil doen. Of gewoon dat vertrouwde geluid van een bal die tegen het aluminium ketst. Dan weet ik het weer. De liefde voor het amateurvoetbal wint het altijd van het mijn mond houden. Altijd.