Vier keer kampioen — vier keer onzin

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

Er zijn van die momenten dat je even stil moet staan bij wat er van het jeugdvoetbal is geworden. Niet om nostalgisch te doen, maar gewoon om je hoofd te schudden over wat er allemaal verzonnen wordt om maar een glimlach op het gezicht van ouders en leiders te toveren. Het jeugdvoetbal anno nu lijkt soms meer op een kinderfeestje met bekers dan op een sportieve leerschool waar kinderen leren winnen, verliezen, samenwerken en beter worden.



johan 2

Het mooie van een eigen website beheren is dat je niet alleen reacties krijgt op je stukjes, maar ook opmerkingen. En die opmerkingen gaan lang niet altijd over wat je zelf geschreven hebt. Soms komen ze uit onverwachte hoek, van mensen die hun hart luchten over wat er tegenwoordig allemaal misgaat in het voetbal, en vooral in het jeugdvoetbal.

Gisteren, vrijdag 3 oktober, kreeg ik zo’n berichtje: over raar gedrag bij de jeugd. Over zogenaamde ‘kampioenschappen’ in oktober. Oktober! Waar je vroeger in mei of juni kampioen werd, na een lang, zwaar seizoen, waarin je week in week uit had geknokt met je team, en waarin het kampioenschap het hoogtepunt was van maanden hard werken.

Ik weet het nog goed. Ik ben niet vaak kampioen geworden als jeugdvoetballer, maar die keren dat het wél gebeurde, waren onvergetelijk. Volgens mij was het ergens bij de C-junioren, met Jan Hofman en Jan Scholtens als leiders. We speelden bij Eenrum, met jongens als Watze Zwaagman, Geert en Bram Nube, Jan Smit, Anno Bloem en Jan Bolt. Toen we kampioen werden, vierden we dat bij café Bulthuis, met een traktatie, wat frisdrank en een frietje. En dat voelde als de wereldbeker. Kampioen worden was iets groots. Iets wat bleef hangen. Later mocht ik dat nog twee keer meemaken, met het tweede van Eenrum en met Kloosterburen 4. Drie kampioenschappen in veertig jaar voetbal. Dat is niet veel, maar dat maakt ze juist bijzonder.

En als ik dan nu zie hoe het eraan toegaat bij de jeugd, dan krab ik me toch echt even achter de oren. Want tegenwoordig kun je als jeugdteam, als je een beetje mazzel hebt, vier keer per seizoen kampioen worden. Vier keer! Dat komt door die ‘vier fasen’ waarin de KNVB het jeugdvoetbal tegenwoordig heeft opgedeeld. Na elke fase wordt de stand opgemaakt, en als je dan toevallig bovenaan staat, ben je “kampioen”. Een beetje goed team kan in één seizoen dus vier keer een beker omhooghouden. Vier keer taart eten. Vier keer patat, cola, foto’s voor op Facebook. Ouders die juichen, leiders die zich op de borst kloppen, vlaggen, ballonnen, toeters, het hele circus. En waarvoor? Voor een ‘fasekampioenschap’ van wel zes wedstrijden!!

Dikke lulkoek, natuurlijk. Want kampioen word je niet in oktober. Kampioen word je niet na zes potjes tegen wisselende tegenstanders waarvan de helft geen fatsoenlijk elftal op de been krijgt. Kampioen word je in mei, na een seizoen lang knokken, trainen in de kou, verliezen en terugkomen, en dan uiteindelijk bovenaan eindigen. Dát is kampioen worden. Maar goed, dat idee lijkt uitgestorven. Tegenwoordig moet alles snel, leuk, positief en belonend zijn. Ouders willen dat hun kind “iets wint”, leiders willen laten zien dat hun team “succesvol” is, en de KNVB denkt dat kinderen gemotiveerd blijven als ze maar vaak genoeg “kampioen” genoemd worden.

Wat we vergeten zijn, is dat kinderen juist leren van teleurstelling, van het besef dat niet elk weekend feest hoeft te zijn. Als je vier keer per seizoen kampioen wordt, dan leert een kind niet meer wat winnen écht betekent. Net zoals je smaak verdwijnt als je elke dag patat eet.

Vier keer kampioen worden is hetzelfde als vier keer jarig zijn per jaar. Het verliest z’n waarde. Het wordt routine, en kinderen prikken daar feilloos doorheen. Die weten dondersgoed wanneer iets echt is,en wanneer het gemaakt is voor de bühne.

En dan die ouders langs de lijn. Alsof het om de Champions League gaat. “Kom op, jongens, nog één wedstrijdje, dan zijn we wéér kampioen!” Het kind hoort alleen maar: “kampioen, kampioen, kampioen”. De druk neemt toe, het plezier verdwijnt. En als het team dan toevallig tweede wordt, is er teleurstelling, soms zelfs boosheid. Alsof die kinderen gefaald hebben. Leiders en trainers maken het niet beter. Die lopen soms rond alsof ze Louis van Gaal himself zijn. “We moeten winnen, we kunnen vandaag kampioen worden!” Terwijl de helft van de spelers z’n veters nog niet goed kan strikken en liever Pokémonkaarten ruilt in de kleedkamer. Het zijn volwassenen die hun eigen behoefte aan erkenning projecteren op kinderen die gewoon willen voetballen. Puur voetbal. Niet voor bekers, niet voor lintjes, niet voor vier kampioenschappen per seizoen. Gewoon voetballen, plezier hebben, leren, fouten maken, weer doorgaan.

Dat is de kern van jeugdvoetbal. En daar raken we met al die fases en “mini-kampioenschappen” steeds verder van verwijderd. Wat mij betreft schaffen we dat hele “fasekampioen”-gedoe morgen nog af. Laat kinderen begrijpen dat winnen niet vanzelf gaat, dat verliezen erbij hoort, en dat échte kampioenen pas in mei opstaan. En leiders, trainers, ouders: kijk eens in de spiegel. Jullie bedoelen het goed, dat weet ik. Maar vraag jezelf eens af: voor wie is dit eigenlijk? Voor de kinderen — of voor jullie eigen ego? Echt kampioen worden is iets wat je onthoudt. Iets wat je verdient. Niet iets wat je cadeau krijgt omdat het einde van “fase 1” is.