Het kastje bij café Bulthuis
Regen en wind. De onmiskenbare tekenen dat de herfst eraan komt. De tijd van de zaterdagen in korte mouwen is voorbij. Geen geur meer van vers gemaaid gras, geen zonnebril op je hoofd terwijl je met een lauwe koffie langs de lijn staat. Het seizoen kantelt, niet alleen meteorologisch, maar ook gevoelsmatig.
Want de herfst in het amateurvoetbal is meer dan een jaargetijde. Het is een stemming. Een periode waarin hoop en realisme elkaar ontmoeten, meestal op een drassig veld in bv Eenr

Ik denk vaak terug aan vroeger. Aan die tijd dat we in Eenrum nog naar het kastje bij café Bulthuis moesom te kijken of het voetballen wel of niet doorging. Een houten bord, met glas ervoor, scharnieren die kraakten in de wind en een handgeschreven opstelling. Het was de plek waar je hele zaterdag, en later de zondag, van afhing . We reden er vanuit de Molenstraat heen, soms met een lichte spanning, soms met een voorgevoel dat het weinig zin had. Regen had de akkers rond Eenrum veranderd in een verzameling plassen. De wind trok aan je capuchon, en diep vanbinnen wist je al: dit gaat het vandaag niet worden.
Toch ging je. Tegen beter weten in. Want ergens hoopte je dat het kastje een wonder zou brengen. Dat er geen rood kruis stond door jouw wedstrijd. Dat jouw veld, jouw club, die ene strook gras in dat Groningse dorp, nét droog genoeg was om te mogen spelen. Soms had je geluk. Maar vaak ook niet. Dan stond er een rood kruis door de opstelling, en dan wist je genoeg. In het ‘rode’ Eenrum mocht er bij zo’n ontdekking best eens een vloek klinken. Een rood kruis betekende niet alleen dat het spel niet doorging, maar ook dat de dag ineens te lang werd.
Het ergste was niet dat je zelf niet speelde,het ergste was dat anderen wél speelden. Dat ergens anders de bal gewoon rolde, dat de kleedkamers daar naar natte sokken roken, dat het geluid van een fluitje wél te horen was. Dan richtte de boosheid zich op die gelukkigen, alsof zij persoonlijk verantwoordelijk waren voor de regenval boven Eenrum. Daarom was een algehele afgelasting altijd het mooist. Dan was er rust. Dan zat iedereen in hetzelfde schuitje. Dan was het troostend om te weten dat er in de hele afdeling Groningen geen bal rolde. Dat de zaterdag niet alleen voor jou, maar voor iedereen in het water was gevallen.
Er zat een vreemd soort romantiek in dat gevoel van gedeelde teleurstelling. Een saamhorigheid die niet uit groepsapps of schema’s te halen valt.
Hoe anders is het nu.
De charme van het fietsen tussen hoop en vrees naar welk kastje dan ook is verdwenen. Tegenwoordig volstaat een blik op je telefoon. De KNVB stuurt een bericht, de leider typt wat in de groepsapp, en de beslissing valt vaak nog voordat je het gordijn opentrekt.
Er is geen fietstocht meer, geen natte neus, geen wind in je gezicht. Alleen een melding. Een digitaal rood kruis. Het ritueel van vroeger, het aandoen van je trainingsbroek, even naar buiten kijken, de lucht beoordelen, en tóch hopen, is verworden tot een praktische routine. Je weet het eigenlijk wel, maar je wilt het niet geloven. Dat kleine vonkje van hoop, dat zich pas definitief liet uitdoven bij het kastje naast café Bulthuis, is nu gedoofd nog voor het goed en wel opflakkert.
En toch, als romanticus van het amateurvoetbal blijf ik verlangen naar dat kastje. Misschien was het niet alleen het voetballen zelf waar we van hielden, maar van alles eromheen. Van de weg ernaartoe. Van de onzekerheid. Van het idee dat we zelf iets moesten ontdekken, in plaats van dat een app het voor ons besliste.
Het amateurvoetbal van nu is beter georganiseerd, schoner, veiliger, moderner. Maar met elke stap vooruit lijkt er iets verloren te gaan van een stukje nostalgie.
Misschien is dat onvermijdelijk. Misschien hoort het bij vooruitgang. Maar ergens in mij woont nog altijd die jongen die met natte haren langs de Molenstraat fietst, op weg naar café Bulthuis. Niet omdat hij dacht dat het doorging, maar omdat hij wilde hópen dat het doorging. En als ik nu op zaterdagochtend naar buiten kijk, naar de regen tegen het raam, dan voel ik soms datzelfde kleine verlangen. Naar een rood kruis dat ik met eigen ogen moet zien. Naar een kastje dat kraakt in de wind. Zet ze maar weer terug, die kastjes. Niet omdat het moet, maar omdat het mag. Omdat het amateurvoetbal meer is dan een schema in een app. Het is een gevoel. Een herinnering aan koude vingers, modder aan je schoenen, en de wetenschap dat zelfs afgelaste wedstrijden hun eigen verhaal hebben.
Want dat kastje bij café Bulthuis, zorgde voor vreugde en verdriet
Toch ging je. Tegen beter weten in. Want ergens hoopte je dat het kastje een wonder zou brengen. Dat er geen rood kruis stond door jouw wedstrijd. Dat jouw veld, jouw club, die ene strook gras in dat Groningse dorp, nét droog genoeg was om te mogen spelen. Soms had je geluk. Maar vaak ook niet. Dan stond er een rood kruis door de opstelling, en dan wist je genoeg. In het ‘rode’ Eenrum mocht er bij zo’n ontdekking best eens een vloek klinken. Een rood kruis betekende niet alleen dat het spel niet doorging, maar ook dat de dag ineens te lang werd.
Het ergste was niet dat je zelf niet speelde,het ergste was dat anderen wél speelden. Dat ergens anders de bal gewoon rolde, dat de kleedkamers daar naar natte sokken roken, dat het geluid van een fluitje wél te horen was. Dan richtte de boosheid zich op die gelukkigen, alsof zij persoonlijk verantwoordelijk waren voor de regenval boven Eenrum. Daarom was een algehele afgelasting altijd het mooist. Dan was er rust. Dan zat iedereen in hetzelfde schuitje. Dan was het troostend om te weten dat er in de hele afdeling Groningen geen bal rolde. Dat de zaterdag niet alleen voor jou, maar voor iedereen in het water was gevallen.
Er zat een vreemd soort romantiek in dat gevoel van gedeelde teleurstelling. Een saamhorigheid die niet uit groepsapps of schema’s te halen valt.
Hoe anders is het nu.
De charme van het fietsen tussen hoop en vrees naar welk kastje dan ook is verdwenen. Tegenwoordig volstaat een blik op je telefoon. De KNVB stuurt een bericht, de leider typt wat in de groepsapp, en de beslissing valt vaak nog voordat je het gordijn opentrekt.
Er is geen fietstocht meer, geen natte neus, geen wind in je gezicht. Alleen een melding. Een digitaal rood kruis. Het ritueel van vroeger, het aandoen van je trainingsbroek, even naar buiten kijken, de lucht beoordelen, en tóch hopen, is verworden tot een praktische routine. Je weet het eigenlijk wel, maar je wilt het niet geloven. Dat kleine vonkje van hoop, dat zich pas definitief liet uitdoven bij het kastje naast café Bulthuis, is nu gedoofd nog voor het goed en wel opflakkert.
En toch, als romanticus van het amateurvoetbal blijf ik verlangen naar dat kastje. Misschien was het niet alleen het voetballen zelf waar we van hielden, maar van alles eromheen. Van de weg ernaartoe. Van de onzekerheid. Van het idee dat we zelf iets moesten ontdekken, in plaats van dat een app het voor ons besliste.
Het amateurvoetbal van nu is beter georganiseerd, schoner, veiliger, moderner. Maar met elke stap vooruit lijkt er iets verloren te gaan van een stukje nostalgie.
Misschien is dat onvermijdelijk. Misschien hoort het bij vooruitgang. Maar ergens in mij woont nog altijd die jongen die met natte haren langs de Molenstraat fietst, op weg naar café Bulthuis. Niet omdat hij dacht dat het doorging, maar omdat hij wilde hópen dat het doorging. En als ik nu op zaterdagochtend naar buiten kijk, naar de regen tegen het raam, dan voel ik soms datzelfde kleine verlangen. Naar een rood kruis dat ik met eigen ogen moet zien. Naar een kastje dat kraakt in de wind. Zet ze maar weer terug, die kastjes. Niet omdat het moet, maar omdat het mag. Omdat het amateurvoetbal meer is dan een schema in een app. Het is een gevoel. Een herinnering aan koude vingers, modder aan je schoenen, en de wetenschap dat zelfs afgelaste wedstrijden hun eigen verhaal hebben.
Want dat kastje bij café Bulthuis, zorgde voor vreugde en verdriet