Robin van Persie als speler en trainer onnavolgbaar
Wanneer ik op televisie een wedstrijd de volle negentig minuten heb uitgekeken? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Duels, zoals deze week de Champions League-wedstrijden van PSV en Ajax, volg ik niet live. Ik lees de uitslagen de volgende ochtend op internet en blader door de verslagen in de krant. Daarmee ben ik volledig op de hoogte, zonder dat ik mijn avond hoef op te offeren aan negentig minuten te vaak kleurloos en voorspelbaar voetbal.

Zappend langs de zenders kwam de voorbeschouwing van het duel Feyenoord–Fortuna voorbij , en zag ik een heel circus aan de zijlijn: twee presentatoren, twee analisten, en natuurlijk een commentator. Geen wonder dat een abonnement bij ESPN steeds duurder wordt ,er moet nogal wat betaald worden om al dat volk langs de lijn te krijgen. En dan ging het hier nog maar om een gewone competitiewedstrijd. Ik wil niet weten welke registers bij Ziggo zijn opengetrokken bij de Champions League-duels van PSV en Ajax. Ik heb er geen idee van, want om 20.30 uur gaat bij ons de tv meestal uit. Uit, omdat het aanbod zelden van dien aard is dat het de moeite loont om hem aan te laten staan.
Toch bleef mij iets bij van het gesprek dat Hans Kraay jr. had met Feyenoords trainer Robin van Persie. De bij Heerenveen mislukte trainer kan het zich in Rotterdam permitteren om keuzes te maken die bij een amateurclub al snel op forse weerstand zouden stuiten.
Neem zijn beslissing om misschien wel zijn beste speler van dit moment, Valente, op de bank te zetten. Of zijn keuze om niet zijn echte leider, Quinten Timber, de aanvoerdersband te geven in plaats van een speler, Steijn, die daar stokongelukkig mee is. Of hoe hij dezelfde Sem Steijn, die in het eerste half uur vooral veel liep maar verder weinig goed deed,een kopbal en een vrije trap daargelaten ,rustig meer dan een uur liet staan, terwijl hij geen schim is van de speler die hij vorig seizoen bij FC Twente was.
In het betaald voetbal kan dat allemaal. Daar is de hiërarchie duidelijk: de trainer beslist en de spelers voeren uit. Punt. Als Van Persie vindt dat iemand op de bank moet blijven, dan blijft hij daar. Klaar. Natuurlijk moppert er weleens iemand binnenskamers, maar uiteindelijk buigt iedereen zich naar het grotere belang: de club, het resultaat, de carrière.
Dat is in het amateurvoetbal wel anders. Stel je eens voor dat een trainer bij een amateurclub zo te werk gaat. Dat hij op een willekeurige zaterdag de sterspeler op de bank houdt, zijn vaste aanvoerder passeert en een speler die al weken uit vorm is gewoon vrolijk laat doorspelen. Dan volgt er commentaar en wordt de trainer op zeker na afloop in de kantine aangesproken
Want bij veel amateurclubs is de verhoudingen heel anders. Daar is de trainer in feite maar een passant. Hij is vaak iemand van buitenaf die voor één, twee of drie seizoenen wordt ingehuurd. De echte macht ligt bij de spelersgroep, de clubcultuur en de mensen die er al jaren rondlopen. Wie als trainer daar dwars tegenin gaat en zich als een ‘pietje bijdehand’ opstelt, hangt al snel figuurlijk aan de hoogste boom.
En begrijp me goed: dat is geen waardeoordeel, maar een constatering. In het amateurvoetbal draait het om heel andere dingen. Plezier, kameraadschap en binding zijn minstens zo belangrijk als resultaat. Dat maakt het werk van een amateurtrainer enerzijds ontzettend leuk, maar anderzijds ook razend moeilijk. Je moet niet alleen verstand hebben van voetbal, maar ook van mensen. Je moet kunnen laveren tussen ego’s, vriendschappen, familierelaties en soms zelfs dorpspolitiek.
In dat licht is de opmerking van Van Persie interessant. Hij lijkt nu, na vijf gewonnen duels (drie in De Kuip, één op Spangen en één op Woudestein), even de ‘Koning van Rotterdam’. Alles wat hij doet lijkt te lukken, en zolang dat zo blijft, stelt niemand vragen bij zijn keuzes. Maar hoe anders is dat in het amateurvoetbal. Daar moet je je krediet elke week opnieuw verdienen. Win je, dan ben je de beste trainer die de club ooit gehad heeft. Verlies je twee keer op rij, dan fluistert men al in de wandelgangen dat het misschien tijd is voor iets anders.
Dat maakt dat ik, toen ik Van Persie gisteravond hoorde praten, even dacht: geef mij de amateurtrainer maar. Die begrijp ik tenminste. Die moet echt creatief zijn om iets te bereiken. Die kan niet zomaar spelers passeren zonder uitleg, die moet voortdurend communiceren, motiveren en enthousiasmeren. Die moet rekening houden met het feit dat zijn spelers de volgende ochtend gewoon weer om zeven uur op de bouwplaats of in de klas staan. Dat ze trainen na een lange werkdag en dat voetbal voor hen vooral ontspanning is, geen werk.
Bij een BVO is dat heel anders. Daar is alles geregeld: de velden, de fysio’s, de voeding, de data-analyses, de videoanalisten, de sportpsychologen. Spelers hoeven alleen maar te komen, te trainen en te spelen. Amateurtrainers moeten het doen met vrijwilligers die na hun werk nog snel het veld sproeien, de was doen of de bidons vullen. Daar zit misschien wel de grootste kloof tussen die twee werelden. Dus ja, Robin van Persie was als speler onnavolgbaar. En misschien wordt hij dat als trainer ook wel. Maar het is goed om af en toe stil te staan bij het feit dat trainers in het amateurvoetbal minstens zo knap werk leveren, vaak onder veel lastigere omstandigheden en verdienen daardoor misschien wel meer waardering dan ze nu krijgen.

Zappend langs de zenders kwam de voorbeschouwing van het duel Feyenoord–Fortuna voorbij , en zag ik een heel circus aan de zijlijn: twee presentatoren, twee analisten, en natuurlijk een commentator. Geen wonder dat een abonnement bij ESPN steeds duurder wordt ,er moet nogal wat betaald worden om al dat volk langs de lijn te krijgen. En dan ging het hier nog maar om een gewone competitiewedstrijd. Ik wil niet weten welke registers bij Ziggo zijn opengetrokken bij de Champions League-duels van PSV en Ajax. Ik heb er geen idee van, want om 20.30 uur gaat bij ons de tv meestal uit. Uit, omdat het aanbod zelden van dien aard is dat het de moeite loont om hem aan te laten staan.
Toch bleef mij iets bij van het gesprek dat Hans Kraay jr. had met Feyenoords trainer Robin van Persie. De bij Heerenveen mislukte trainer kan het zich in Rotterdam permitteren om keuzes te maken die bij een amateurclub al snel op forse weerstand zouden stuiten.
Neem zijn beslissing om misschien wel zijn beste speler van dit moment, Valente, op de bank te zetten. Of zijn keuze om niet zijn echte leider, Quinten Timber, de aanvoerdersband te geven in plaats van een speler, Steijn, die daar stokongelukkig mee is. Of hoe hij dezelfde Sem Steijn, die in het eerste half uur vooral veel liep maar verder weinig goed deed,een kopbal en een vrije trap daargelaten ,rustig meer dan een uur liet staan, terwijl hij geen schim is van de speler die hij vorig seizoen bij FC Twente was.
In het betaald voetbal kan dat allemaal. Daar is de hiërarchie duidelijk: de trainer beslist en de spelers voeren uit. Punt. Als Van Persie vindt dat iemand op de bank moet blijven, dan blijft hij daar. Klaar. Natuurlijk moppert er weleens iemand binnenskamers, maar uiteindelijk buigt iedereen zich naar het grotere belang: de club, het resultaat, de carrière.
Dat is in het amateurvoetbal wel anders. Stel je eens voor dat een trainer bij een amateurclub zo te werk gaat. Dat hij op een willekeurige zaterdag de sterspeler op de bank houdt, zijn vaste aanvoerder passeert en een speler die al weken uit vorm is gewoon vrolijk laat doorspelen. Dan volgt er commentaar en wordt de trainer op zeker na afloop in de kantine aangesproken
Want bij veel amateurclubs is de verhoudingen heel anders. Daar is de trainer in feite maar een passant. Hij is vaak iemand van buitenaf die voor één, twee of drie seizoenen wordt ingehuurd. De echte macht ligt bij de spelersgroep, de clubcultuur en de mensen die er al jaren rondlopen. Wie als trainer daar dwars tegenin gaat en zich als een ‘pietje bijdehand’ opstelt, hangt al snel figuurlijk aan de hoogste boom.
En begrijp me goed: dat is geen waardeoordeel, maar een constatering. In het amateurvoetbal draait het om heel andere dingen. Plezier, kameraadschap en binding zijn minstens zo belangrijk als resultaat. Dat maakt het werk van een amateurtrainer enerzijds ontzettend leuk, maar anderzijds ook razend moeilijk. Je moet niet alleen verstand hebben van voetbal, maar ook van mensen. Je moet kunnen laveren tussen ego’s, vriendschappen, familierelaties en soms zelfs dorpspolitiek.
In dat licht is de opmerking van Van Persie interessant. Hij lijkt nu, na vijf gewonnen duels (drie in De Kuip, één op Spangen en één op Woudestein), even de ‘Koning van Rotterdam’. Alles wat hij doet lijkt te lukken, en zolang dat zo blijft, stelt niemand vragen bij zijn keuzes. Maar hoe anders is dat in het amateurvoetbal. Daar moet je je krediet elke week opnieuw verdienen. Win je, dan ben je de beste trainer die de club ooit gehad heeft. Verlies je twee keer op rij, dan fluistert men al in de wandelgangen dat het misschien tijd is voor iets anders.
Dat maakt dat ik, toen ik Van Persie gisteravond hoorde praten, even dacht: geef mij de amateurtrainer maar. Die begrijp ik tenminste. Die moet echt creatief zijn om iets te bereiken. Die kan niet zomaar spelers passeren zonder uitleg, die moet voortdurend communiceren, motiveren en enthousiasmeren. Die moet rekening houden met het feit dat zijn spelers de volgende ochtend gewoon weer om zeven uur op de bouwplaats of in de klas staan. Dat ze trainen na een lange werkdag en dat voetbal voor hen vooral ontspanning is, geen werk.
Bij een BVO is dat heel anders. Daar is alles geregeld: de velden, de fysio’s, de voeding, de data-analyses, de videoanalisten, de sportpsychologen. Spelers hoeven alleen maar te komen, te trainen en te spelen. Amateurtrainers moeten het doen met vrijwilligers die na hun werk nog snel het veld sproeien, de was doen of de bidons vullen. Daar zit misschien wel de grootste kloof tussen die twee werelden. Dus ja, Robin van Persie was als speler onnavolgbaar. En misschien wordt hij dat als trainer ook wel. Maar het is goed om af en toe stil te staan bij het feit dat trainers in het amateurvoetbal minstens zo knap werk leveren, vaak onder veel lastigere omstandigheden en verdienen daardoor misschien wel meer waardering dan ze nu krijgen.