De eigen staf als nieuwe status, ook in het amateurvoetbal ?
Door de jaren heen is er in het voetbal veel veranderd. Sommige ontwikkelingen zijn logisch, anderen vragen om enige reflectie. Neem de recente situatie rondom Mark van Bommel en FC Twente. Van Bommel zag uiteindelijk af van het hoofdtrainerschap, omdat hij graag vier mensen uit zijn eigen staf wilde meenemen. Een begrijpelijke wens? Zeker. Maar ook eentje die niet zomaar te realiseren is binnen de financiële en organisatorische kaders van een club als FC Twente. Sportief directeur Jan Streuer zei daarover: "Hij wilde vier nieuwe trainers meenemen, maar wij kunnen het ons financieel niet veroorloven om zomaar vier mensen weg te doen." Een helder en eerlijk antwoord. Geen kwaad woord over Van Bommel.. Maar toch zegt het iets over de richting die het voetbal aan het inslaan is. En niet alleen in het betaalde voetbal, ook het amateurvoetbal, vaak de spiegel van de profwereld, begint deze trend langzaam maar zeker over te nemen.

Maar ergens wringt het ook een beetje. Want wat gebeurt er met de mensen die al bij de club werken? Die met toewijding en clubgevoel al jaren hun rol vervullen binnen de staf? Moeten zij zomaar plaatsmaken? Is loyaliteit en inzet minder waard geworden dan bekende gezichten uit een vorig dienstverband?
De balans tussen kwaliteit en loyaliteit is een dunne lijn. Natuurlijk, als trainer wil je werken met mensen die jou aanvullen en versterken. Maar als club moet je ook kunnen zeggen: "Tot hier en niet verder." Dat deed FC Twente in dit geval,terecht, op een nette manier.
Steeds vaker zien we dat in de top van het amateurvoetbal trainers hun ‘eigen mensen’ meenemen. Dat ze werken met vaste assistenten, fysieke trainers of specialisten. Op zich niks mis mee, zolang het past binnen de context van de club. Maar hoe lang duurt het nog voordat amateurtrainers ook structureel eisen gaan stellen over het meenemen van een volledige staf? En dat clubs moeten kiezen: of we nemen deze trainer mét zijn mensen, of we zoeken verder? In de top van het amateurvoetbal zie je het nu al gebeuren. Trainers hebben een zaakwaarnemer, onderhandelen over voorwaarden en brengen een eigen entourage mee. Clubs worden daardoor steeds vaker geconfronteerd met keuzes die niet alleen sportief maar ook financieel uitdagend zijn.
Wanneer de ‘ik neem mijn eigen staf mee’-trend doorzet, wordt het voor clubs steeds moeilijker om hun identiteit te behouden. Moeten vrijwilligers dan plaatsmaken voor ingehuurde krachten? Valt er straks nog iets te kiezen voor een club die graag binnen eigen gelederen werkt?
Tot slot
Voetbal ontwikkelt zich razendsnel. Dat vraagt om aanpassing, visie en soms ook om offers. Maar laten we niet vergeten waar het allemaal om draait en dat is de club. Een staf kan je sterker maken, maar ook vervreemden want of je nu in de Eredivisie werkt of bij de plaatselijke vierdeklasser: voetbal blijft mensenwerk.

Een eigen staf: van uitzondering naar norm
Het is allang geen uitzondering meer dat trainers een eigen staf willen meenemen. In het moderne voetbal draait het om details. Vertrouwen, communicatie, gedeelde visie, het zijn allemaal elementen die bijdragen aan succes op het veld. Als trainer wil je mensen om je heen die je kent, waarop je kunt bouwen, die jouw aanpak begrijpen én aanvullen. In het profvoetbal is dat inmiddels eerder regel dan uitzondering. Vijf man op het trainingsveld is al bijna normaal geworden. Hoofdtrainer, assistent, keeperstrainer, videoanalist, fysieke coach, het is een standaardbezetting. En vaak komen daar nog data-analisten, psychologen of individuele ontwikkelingscoaches bij. Clubs investeren in mensen, in kennis, in begeleiding. En ja, dat kost geld. Veel geld.Maar ergens wringt het ook een beetje. Want wat gebeurt er met de mensen die al bij de club werken? Die met toewijding en clubgevoel al jaren hun rol vervullen binnen de staf? Moeten zij zomaar plaatsmaken? Is loyaliteit en inzet minder waard geworden dan bekende gezichten uit een vorig dienstverband?
Het vriendjesgevoel
Bij vier nieuwe stafleden begint het soms een beetje op te vallen. De buitenwacht, supporters en zelfs clubmensen stellen zich dan wel eens de vraag: "Worden er hier nu mensen aangenomen op basis van kwaliteit, of omdat het bekenden zijn?" Het is een lastige discussie, want vertrouwen speelt een cruciale rol in topsport. Maar het schuurt ook met het gevoel van eerlijkheid, openheid en, laten we het niet vergeten, clubbelang.De balans tussen kwaliteit en loyaliteit is een dunne lijn. Natuurlijk, als trainer wil je werken met mensen die jou aanvullen en versterken. Maar als club moet je ook kunnen zeggen: "Tot hier en niet verder." Dat deed FC Twente in dit geval,terecht, op een nette manier.
De invloed op het amateurvoetbal
Wat in het betaalde voetbal begint, sijpelt altijd door naar het amateurvoetbal. Dat is van alle tijden. Professionalisering is op zich een goede zaak. Betere trainingen, meer aandacht voor spelers, meer structuur, het zijn zaken die elke club vooruit kunnen helpen. Maar ook hier moeten we waken voor een doorgeslagen model.Steeds vaker zien we dat in de top van het amateurvoetbal trainers hun ‘eigen mensen’ meenemen. Dat ze werken met vaste assistenten, fysieke trainers of specialisten. Op zich niks mis mee, zolang het past binnen de context van de club. Maar hoe lang duurt het nog voordat amateurtrainers ook structureel eisen gaan stellen over het meenemen van een volledige staf? En dat clubs moeten kiezen: of we nemen deze trainer mét zijn mensen, of we zoeken verder? In de top van het amateurvoetbal zie je het nu al gebeuren. Trainers hebben een zaakwaarnemer, onderhandelen over voorwaarden en brengen een eigen entourage mee. Clubs worden daardoor steeds vaker geconfronteerd met keuzes die niet alleen sportief maar ook financieel uitdagend zijn.
Samenwerken met clubmensen
Een van de mooiste aspecten van het amateurvoetbal is de verbondenheid binnen een club. Vrijwilligers, trainers uit eigen geledingen, ouders die meehelpen , het zijn de stille krachten achter elk team. Veel amateurtrainers werken gelukkig nog nauw samen met deze clubmensen. Maar hoe lang blijft dat nog de norm?Wanneer de ‘ik neem mijn eigen staf mee’-trend doorzet, wordt het voor clubs steeds moeilijker om hun identiteit te behouden. Moeten vrijwilligers dan plaatsmaken voor ingehuurde krachten? Valt er straks nog iets te kiezen voor een club die graag binnen eigen gelederen werkt?
De ‘Sjaak’ zijn
In zowel het betaalde als amateurvoetbal is het de trainer die vaak als eerste ter discussie staat. Resultaten vallen tegen? De trainer is ‘de Sjaak’. Dat is van alle tijden. Maar het wordt extra wrang als een trainer mét eigen staf faalt, want dan valt de hele structuur als een kaartenhuis in elkaar. Niet alleen de hoofdtrainer ligt eruit, maar ook zijn assistenten,die vaak geen band hebben met de club. Wat blijft er dan over?Tot slot
Voetbal ontwikkelt zich razendsnel. Dat vraagt om aanpassing, visie en soms ook om offers. Maar laten we niet vergeten waar het allemaal om draait en dat is de club. Een staf kan je sterker maken, maar ook vervreemden want of je nu in de Eredivisie werkt of bij de plaatselijke vierdeklasser: voetbal blijft mensenwerk.