Pamperland wordt Verwonderland: stop met dat betuttelvoetbal

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

Je hoort het overal tegenwoordig: “Kinderen mogen niet meer koppen in het voetbal.” En wie komt daar mee? De Sportraad. Geen idee wie er in die raad zitten, maar het moeten mensen zijn die nog nooit een jeugdwedstrijd op een zaterdagochtend op veld 12 hebben bekeken. Want, serieus: hoeveel kinderen zie jij een bal koppen bij JO8 of JO9? Als ze al überhaupt in de buurt van de bal komen zonder eerst naar hun veters te kijken, is het al een mirakel.

johan 1


En toch: het kopverbod komt eraan. “Voor de veiligheid,” zeggen ze dan. Natuurlijk. Want van één keer koppen met een rubberen bal waar meer lucht in zit dan in het hoofd van de gemiddelde beleidsmaker, krijg je natuurlijk meteen blijvende hersenschade. Het is goed bedoeld, dat zal allemaal wel. Maar goed bedoeld is ook vaak funest voor alles wat voetbal juist voetbal maakt. En nee, ik zeg niet dat je een 7-jarige elke training twintig keer tegen een natte Derbystar uit 1993 moet laten koppen. Maar dit slaat dóór.

Zelf heb ik als voetballer meer ballen gekopt dan mijn kleinzoons Morris en Tim waarschijnlijk ooit in hun hele leven gaan doen. Niet omdat ik nou zo’n kopwonder was, maar omdat wij vroeger gewoon… buiten voetbalden. Je weet wel, op straat. Met echte ballen. En échte duels. Geen scheids, geen hesjes, geen regels. Gewoon voetballen tot het donker werd. En als je toen een bal tegen je hoofd kreeg, was dat een tik, geen trauma.

Tegenwoordig zijn we dat allemaal kwijt. De pleintjes raken leger, de speeltuinen staan steeds meer vol onkruid en de voetbalvelden lijken soms stiller dan de leeszaal van de bibliotheek. Kinderen ‘voetballen’ nu op een scherm van 6 inch, zittend in een gamestoel die meer kost dan mijn eerste auto. FC PlayStation United tegen SV TikTok City. Doelpunt? Screenshot maken. O ja, en ondertussen pamperen we ons suf.

Niks mag nog. Alles moet verantwoord. Plezier moet voorop staan, winnen en verliezen doen er niet toe. Als je bij sommige clubs de regels leest voor pupillenvoetbal, krijg je spontaan heimwee naar de tijd dat je gewoon in de sloot belandde na een stevig duel.

Bij kinderen onder de tien mag niet meer worden bijgehouden wie er wint. Je hoort ouders op het veld fluisteren: “Volgens mij staan we met 3-1 voor… maar sst, niet zeggen, het mag niet!” Niet zeggen? Moet ik dan als walking footballer straks ook stil zijn als ik met 12-0 op m’n broek krijg? Denk het niet. Dan heb ik gewoon de pest in. En terecht. Want ook verliezen hoort bij het spelletje. Net als af en toe een bal tegen je hoofd. Maar nee, we maken van voetbal een soort therapeutische bezigheid. Kinderen mogen alleen nog onder begeleiding van een pedagogisch medewerker een warming-up doen, daarna een paar ‘spelvormen’ (die vroeger gewoon ‘partijtje’ heetten), en dan hup, terug naar huis want papa moet naar zijn mindfulnessklasje om zich terug te ontdekken

En als je dan zegt: “Misschien moeten we gewoon weer wat meer normaliteit terugbrengen?” Dan krijg je een blik alsof je net hebt voorgesteld om het Jeugdjournaal te vervangen door beelden van Roy Keane in slow motion. Terwijl het eigenlijk zo simpel is.

Laat kinderen gewoon weer voetballen. Buiten, binnen, op straat, op het veld, met en zonder trainer. En als er een keer een bal wordt gekopt? Laat lekker gaan. Je wordt niet direct doof, blind of doodgewoon dom van een kopbal. Al zou je dat soms wel denken als je die sportraden hoort praten.

Natuurlijk moet je letten op veiligheid. Geen kind hoeft met hoofdpijn naar huis. Maar dat is geen reden om álles te verbieden wat ook maar ruikt naar risico. Wat doen we straks? Glijpartijen op nat gras verbieden? Want daar kun je je knie aan stoten. Vrije trappen met effect? Want die kunnen in het gezicht eindigen. Of, hou je vast, misschien moeten we straks ook maar stoppen met winnen. O wacht, dat was al zo.

En dan heb ik het nog niet eens over het trakteren op school. Daar mag tegenwoordig ook al niks meer. Geen snoep, geen chips, want stel je voor dat iemand suiker ziet. Dus je kind wordt acht, mag op een maandag met een lege hand zijn klas in, en krijgt hooguit een sticker van de juf. Waar zijn we mee bezig?

Ik zeg: het wordt tijd dat we stoppen met dat pamperen. In het voetbal, op school, overal. Geef kinderen de ruimte om te spelen, om te leren, om te vallen, om te verliezen. Laat ze scoren, laat ze huilen na een nederlaag, laat ze lachen om een eigen goal. En laat ze, af en toe, gewoon een bal koppen. Want het enige waar je écht gek van wordt… is deze betuttelcultuur.