Terug naar de zwarte voetbalschoenen en benaderbare profs
Gisteren stond ik in een filiaal van Scapino. Op zoek naar een rugtas voor mijn sportspullen – handig voor op de fiets naar de sportschool. Tussen de rijen sportschoenen, kleurrijke voetbalschoenen en moderne sportkleding, dacht ik opeens aan iets dat me plotseling vijftig jaar terug in de tijd wierp. Een tijd waarin voetbalschoenen gewoon zwart waren. Punt. Een tijd waarin de helden van FC Groningen geen onbereikbare supersterren waren, maar jongens die je gewoon tegenkwam in het lokale sportzaak om de hoek.
Die sportzaak was voor mij Sporthuis Sjoerd van der Baan waar ik toen werkzaam was. Een vertrouwd adres in de stad, waar niet alleen de lokale amateur zijn uitrusting haalde, maar waar ook de profs van FC Groningen over de vloer kwamen. Geen VIP-kamers, geen entourage, geen gedoe. Gewoon voetballers, tussen de andere klanten, schoenen passen en praten over voetbal. Ik zie het nog voor me. Bjarne Jensen, de sterke aanvaller, en later verdediger uit Denemarken, die ‘úren’ kon uittrekken voor het passen van voetbalschoenen. Geen haast, geen marketingpraatjes. Nee, Jensen wilde voelen. Weten of dat ene paar Quick Topstar maat 7 ½ toch net wat beter zat dan het andere paar. Elke schoen werd kritisch bekeken en vergeleken. En wij? Wij stonden er gewoon bij. Soms met open mond, soms met een praatje en altijd met een glimlach
Die tijd kende zijn eigen iconen op het veld, maar ook op het gebied van schoeisel. De Quick Topstar, de Adidas World Cup en de Puma King. Dat waren dé modellen waar de profs van FC Groningen hun wedstrijden op speelden. Schoenen met rubbers en schroefnoppen, stevige zolen en een ongepolijste uitstraling. Geen fluoreserende kleuren, geen lichtgewicht materialen of technische snufjes. Gewoon degelijke, eerlijke voetbalschoenen voor voetballers die van hard werken wisten.
Als ik dat vergelijk met nu, dan zijn de verschillen groot. En begrijp me goed – ik ben niet iemand die automatisch zegt dat vroeger alles beter was. Maar het was wél anders. Tegenwoordig zijn voetbalschoenen felgekleurd, opvallend en vaak vooral ontworpen voor de show. Merken betalen miljoenen aan topspelers om hun schoenen te dragen, en in ruil daarvoor lopen hele families in gesponsorde kleding, tot de kleinste neef aan toe.
De spelers zelf? Die zijn in veel gevallen veranderd in wandelende marketingmachines. Om met een speler van een BVO – betaald voetbalorganisatie – te praten over de afgelopen wedstrijd, moet je eerst langs een perschef. Vragen moeten worden goedgekeurd, interviews gepland. Spontaniteit is ingeruild voor mediatraining. En de afstand tussen prof en supporter lijkt groter dan ooit.
Wat ik zo bijzonder vond aan die tijd, was juist de nabijheid. De spelers van FC Groningen waren misschien wel profs, maar ze bleven benaderbaar. Ze kwamen zelf hun schoenen passen. Ze spraken met je over de wedstrijd van afgelopen zondag. Ze gaven hun mening, luisterden naar jouw visie, en dat allemaal zonder microfoon of camera in de buurt. Gewoon voetbalmensen onder elkaar.
Dat contact, dat menselijke, dat mis ik soms in het moderne voetbal. Natuurlijk is er veel ten goede veranderd. De faciliteiten zijn beter, de sport is professioneler en spelers worden beter beschermd. Maar soms verlang ik terug naar de tijd waarin het voetbal nog een beetje ruiger, een beetje rauwer en vooral een stuk persoonlijker was.
Ik denk dat velen van mijn generatie diezelfde gevoelens delen. Dat gevoel van ‘toen’, van zaterdagen langs de lijn, van het verzamelen van handtekeningen, van de geur van leer en noppen die over grind liepen. Voetbal was meer dan business. Het was passie. Een beleving die je samen deelde – in het stadion, op het veld én in de sportwinkel.
Gisteren, daar in die Scapino, tussen de felle kleuren en de gladde marketing, voelde ik dat sentiment even terugkomen. Een flits van herkenning, een golf van nostalgie. En ik dacht: hoe mooi zou het zijn om voor één dag terug te kunnen gaan? Terug naar die tijd waarin profspelers van FC Groningen gewoon langskwamen om schoenen te passen, en je met ze kon praten over hun vorm, de trainer of die geweldige kopbal van afgelopen zondag.
Misschien is het onmogelijk om die tijd terug te halen. Maar herinneringen – die kunnen we koesteren. En misschien, heel misschien, kunnen we met z’n allen zorgen dat het menselijke, het nabije, het échte in het voetbal niet helemaal verdwijnt. Door af en toe stil te staan bij hoe het ooit was. En te beseffen dat voetbal, hoe professioneel het ook wordt, in de kern nog altijd gaat om mensen. Om gevoel. Om verbinding. Ik heb van die tijd genoten.
En eerlijk gezegd? Ik zou zó weer even terug willen – al was het maar voor één middag in Sporthuis Sjoerd van der Baan, tussen de geur van leer, de glans van zwarte schoenen en het geroezemoes van een spontaan voetbalgesprek.
En eerlijk gezegd? Ik zou zó weer even terug willen – al was het maar voor één middag in Sporthuis Sjoerd van der Baan, tussen de geur van leer, de glans van zwarte schoenen en het geroezemoes van een spontaan voetbalgesprek.