Trainer eruit gooien? Kijk eerst in de spiegel bestuur!

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

 
In het hedendaagse amateurvoetbal lijkt de balans volledig zoek. Spelers bepalen steeds vaker de koers, terwijl hun prestaties op het veld vaak niet verder komen dan een niveau dat vroeger onder de noemer B-categorie viel. Toch hebben ze ineens een mening over alles: de trainer deugt niet, er is geen klik, de sfeer klopt niet, blablabla. Ondertussen leveren ze geen strijd, geen beleving, geen enkele aanleiding om ze als serieuze voetballers te beschouwen. Maar als er iets misgaat? Dan moet de trainer weg. En bestuur? Dat knikt gehoorzaam.

Te veel macht voor te weinig kwaliteit

Waar komt het idee vandaan dat spelers de macht hebben om trainers weg te werken? Hebben ze überhaupt recht van spreken als je ziet wat ze op zaterdag of zondag op de mat leggen? Menig team speelt op een niveau dat tien jaar geleden als 'recreatief' werd bestempeld, maar ondertussen gedragen ze zich als profs die Champions League spelen. Er wordt geklaagd over trainingen, over communicatie, over 'de klik' met de trainer. Maar als het gaat om inzet en passie, dan is het stil. Dan staan ze erbij alsof ze een middagje shoppen in de stad hebben gepland in plaats van een potje voetbal.
Als spelers écht niet meer kunnen presteren onder een trainer, dan mag daar best iets van gezegd worden. Maar laten we eerlijk zijn: in negen van de tien gevallen is het gezeik dat vooral afleidt van wat het echte probleem is — gemakzucht en gebrek aan zelfreflectie.

Besturen doen hun huiswerk niet

En dan het bestuur. Die doen vaak net zo hard mee aan dit poppenkastspel. In plaats van stevig achter een trainer te gaan staan of kritisch naar hun selectie te kijken, kiezen ze vaak de makkelijke weg: trainer eruit, dan zijn we van het gezeur af.
Maar waarom is die trainer er eigenlijk gekomen? Heeft iemand überhaupt zijn cv goed bekeken? Iemand even gebeld met zijn vorige club? Of eens langs de lijn gestaan bij een training of wedstrijd van zijn vorige team? Nee, want dat kost tijd. En tijd is kostbaar. Maar ondertussen geven ze wel een vergoeding uit aan een trainer die hoger ligt dan de gehaktbal met mayonaise in de kantine. En dan moet je dus wél verwachten dat iemand kwaliteit levert. Maar kwaliteit haal je niet met blind vertrouwen en nattevingerwerk. Daar moet je onderzoek voor doen. Daar hoort huiswerk bij.

“Bij gebrek aan beter” is géén beleid

Wat je vaak hoort: “We hadden niemand anders.” Of: “Hij was beschikbaar en we hadden snel iemand nodig.” Dat is geen beleid. Dat is paniekvoetbal. Als je bij gebrek aan beter met iemand in zee gaat, dan teken je als bestuur je eigen ellende. Want wat krijg je dan? Spelers die na twee maanden lopen te klagen, resultaten die uitblijven, en uiteindelijk een trainer die voortijdig de laan uit wordt gestuurd. En dan begint het riedeltje opnieuw. Iemand erbij halen zonder te kijken of hij wel bij de club past. En na drie maanden? Juist: weer weg.
Dit is geen uitzondering meer. Dit is eerder de standaard aan het worden. En dat is zorgwekkend.
Wat zeggen spelers eigenlijk?
En wat is dan dat eeuwige argument vanuit spelers? “Er is geen klik.” Nou en? Sinds wanneer is een ‘klik’ met de trainer een voorwaarde om fatsoenlijk te presteren? Als je iedere week met passie, inzet en strijd het veld opgaat, dan hoef je niet met de trainer op vakantie te willen. Dan maak je samen iets van het seizoen.
Maar als je elftal vol zit met spelers die zich op glad kunstgras liever bezighouden met hun Instagram dan met het kapotscheuren van de linies van de tegenstander, dan gaat het sowieso mis. Niet vanwege de trainer, maar omdat de mentaliteit simpelweg beroerd is. De enige klik die dan nog telt, is die van het bestuur op de WhatsApp-groep om de trainer te bedanken voor bewezen diensten.

Een voorbeeld: Noordpool

Kijk naar Noordpool. Daar lees je nergens dat het bestuur een spiegel pakt. Terwijl de club een geschiedenis heeft van trainers die sneller uit Uithuizen vertrokken dan dat de lampionnen voor Sint Maarten uit de kast werden gehaald. Het is een patroon, maar in plaats van het probleem intern te zoeken, wijst men keer op keer naar de trainer. Hij paste niet, hij was te direct, hij begreep de groep niet. Maar misschien is het tijd dat het bestuur durft te zeggen: “We hebben het zelf ook niet goed aangepakt.”
Een trainer na een paar dagen of weken al wegsturen, is een brevet van onvermogen. En als bestuur moet je dan de ballen hebben om dat ook te erkennen. Niet achter gesloten deuren, maar gewoon openlijk. Want de achterban ziet het. De leden zien het. De club is er niet mee geholpen als er telkens iemand met een sporttas vertrekt, terwijl de oorzaak gewoon in het clubhuis zit.
Tijd voor ruggengraat
Clubs moeten ophouden met het pamperen van spelersgroepen die prestaties niet waarmaken. En besturen moeten stoppen met het schuiven van trainers als pionnen in een spel dat ze zelf niet eens begrijpen. Wees kritisch op wie je aanstelt. Doe je huiswerk. En als het dan tóch misgaat, durf dan te zeggen: “We hebben gefaald.” Want pas dan kun je bouwen aan iets duurzaams.
Tot die tijd blijft het amateurvoetbal hangen in een moeras van halve waarheden, valse beloftes en trainers die de deur niet eens hoeven dicht te trekken, omdat ze weten dat de volgende het straks ook weer voor z’n kiezen krijgt.